Toen mijn oma overleed, wilde ik haar als schrijver graag de laatste eer bewijzen op haar begrafenis. Het idee ontstond om een kort verhaal te schrijven rondom een herinnering, maar uiteraard kon ik niet één leuke anekdote verzinnen of één leuke herinnering die tof was om uit te werken tot een kort verhaal. Wat ik vooral voorbij zag komen waren flarden van herinneringen, losse elementen. Allemaal dingen die me deden denken aan mijn oma. Uiteindelijk besloot ik om al die losse elementen samen te voegen tot één verhaal. En dit is het resultaat.
Bij oma
Het was muisstil in de caravan. Door
de dunne wand van het bouwwerk heen kon je de bomen horen ruisen, terwijl ze
werden gewiegd door de wind. Oma zat op de bank met op elke knie een kleinkind.
De oudste had blond haar en grijsblauwe ogen, en ze droeg een roze jurk. De
middelste was ook blond en had ook grijsblauwe ogen, maar hij droeg geen jurk
en zijn haar was kort. De jongste, een schattig kleintje met kort donker haar
en ondeugende ogen, lag te slapen in de Maxi-Cosi.
Oma glimlachte en duwde haar bril terug op haar neus voor ze
de laatste bladzijde omsloeg. ‘Net als Keesje,’ besloot ze het boek.
‘Nog een keer!’ gilde haar kleinzoon.
‘Nee, nu Mirabella en
de Grijze Vis,’ zei haar oudste kleindochter en ze sprong van oma’s knie.
Met een paar vlugge passen was ze bij de stapel voorleesboeken en trok het
begeerde exemplaar ertussenuit.
‘Ik heb een beter idee,’ zei oma. ‘Laten we lekker naar het
bos gaan!’
‘Naar het bos gaan?’ herhaalde haar oudste kleindochter niet
zo enthousiast. ‘Waarom?’
‘Nou, om te wandelen. Het zonnetje schijnt zo lekker,’ vond
oma.
Het jonge meisje schudde haar hoofd. ‘Wandelen is saai!’
‘Ja, wat moet ik nou met wandelen,’ vulde haar broertje aan.
‘Als ik later op een sjofel rijd, dan hoef ik nooit meer te wandelen.’
Oma glimlachte. ‘Je kunt juist hele leuke dingen doen in het
bos,’ verbeterde ze haar kleinkinderen.
‘O ja? Wat dan?’ vroegen ze nieuwsgierig in koor.
‘Nou, je kunt er je hond uitlaten,’ zei ze. ‘En je kunt er
sporen maken.’
‘Je hond uitlaten? Maar ik heb helemaal geen hond!’
protesteerde haar kleindochter.
‘Sporen maken? Ik ben toch geen trein?’ bromde haar
kleinzoon.
‘Kom maar eens mee.’ Oma stond op van de bank en pakte het
kleintje uit de Maxi-Cosi. Ze bleef heerlijk slapen. Terwijl oma het afstapje
afliep, naar buiten, volgden de andere twee kleinkinderen haar nieuwsgierig.
‘Heb jij een hond?’ vroeg het blonde meisje. ‘Of heb je een
speelgoedhond?’
Oma zei niets en lachte geheimzinnig. Voorzichtig legde ze
het kleintje in de wandelwagen en keek toen de tuin rond. De tuin werd omzoomd
door hoge dennen en wild struikgewas. Het grasveldje lag bezaaid met
dennenappels. Oma bukte zich en raapte een groot exemplaar op.
‘Kijk,’ zei ze en reikte haar kleindochter de dennenappel
aan. ‘Hier is je hondje. Wil je hem uitlaten? Dan zoeken we even een riem!’
De ogen van het meisje begonnen te stralen en enthousiast
keek ze naar de dennenappel. ‘Rustig maar,’ zei ze sussend. ‘Je moet het nog
heel even ophouden. We gaan zo uit!’
‘Goed vasthouden, hoor,’ zei oma. ‘Anders springt ze straks
uit je handen en loopt ze weg!’
‘Ik zal er goed op passen,’ beloofde het meisje en omklemde
de dennenappel stevig.
Oma haastte zich terug de caravan in en kwam terug met een
eindje touw. ‘Kijk, dit is de riem. Hoe heet de hond eigenlijk?’
Het meisje dacht even na en zei toen: ‘Blaffer.’
Oma beet op haar lip om niet te lachen. ‘Dat is vast een
gevaarlijke hond!’
Ze knikte. ‘Maar wees maar niet bang hoor, oma, want ze zit
aan de riem.’
‘En die sporen dan?’ onderbrak het jongetje haar.
‘Dat komt in het bos. Zullen we gaan?’
Ze gingen op weg. Oma duwde de wandelwagen en het meisje
ging enthousiast met de ‘hond’ aan de wandel. Het jongetje slofte naast haar
voort.
De camping was uitgestrekt, maar niet ver bij hun plekje
vandaan bevond zich een ingang naar het bos. Zodra ze de bewoning achter zich
lieten en het knerpende bospad onder hun schoeisel voelden, bleef oma staan en
keek om zich heen. Ze legde een hand op de schouder van haar kleinzoon.
‘Voor de sporen hebben we een tak nodig. Een lange, stevige
tak. Kun jij er eentje zoeken?’
Hij knikte en keek driftig om zich heen.
‘Die daar!’ wees zijn zus. ‘Of die!’
Eigenwijs liep hij de andere kant op en koos een andere stok
uit. Hij was lang en knoestig, met weinig zijtakken.
‘Deze?’ vroeg hij.
Oma knikte. ‘Die is perfect.’
Ze nam de stok in haar hand en zette de punt van de tak op
het bospad. Toen zette ze een paar stappen en trok de stok achter haar aan over
het pad. Een geul bleef achter.
‘Hé, je maakt weggetjes,’ zei haar kleindochter oplettend.
‘Sporen,’ verbeterde haar kleinzoon zijn zus.
‘Wil jij?’ vroeg oma en gaf hem de tak aan. Enthousiast nam
het jochie de stok over en ging aan de slag. De rest van de wandeling had oma
geen kind aan ze. Tenminste… Tot het kleintje wakker werd en alles bij elkaar
schreeuwde.
Toen ik klein was, namen mijn ouders
mij, mijn broertje en zusje vaak mee naar de camping, waar opa en oma een
stacaravan hadden staan. We hebben daar heel wat uren doorgebracht. Inmiddels
is het alweer lang geleden en ik herinner me vooral flarden. Het verhaal wat ik
net vertelde is een poging om enkele van die flarden aan elkaar te rijgen tot
een mooi geheel. Het was oma die het idee bedacht om dennenappels aan een
touwtje te binden en als een hondje uit te laten. Mocht ik later ooit in het gekkenhuis
belanden en daar beginnen over dennenappels die hondjes zijn, dan weten jullie
hoe dat komt, haha. Ik heb veel prachtige herinneringen aan mijn oma. Voor mij
was ze bovenal een ongelooflijk lieve en creatieve vrouw die haar gezin het
allerbelangrijkste vond en die dol was op de natuur en op voorlezen. Lieve oma,
bedankt voor de fijne tijd met jou. Je was een geweldige oma.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten